Nokia 9210 Communicator - Instellingen (Menu 3)

background image

Instellingen (Menu 3)

Oproepinstellingen (3-1)

Opnemen via elke toets (3-1-1)

Als deze optie is geselecteerd, kunt u een inkomende oproep beantwoorden door
op een willekeurige toets op het toetsenblok te drukken, met uitzondering van

,

,

, de selectietoets Stil of de lege selectietoets.

Automatisch herhalen (3-1-2)

Als deze functie is geselecteerd en u belt een nummer dat in gesprek is of niet
wordt opgenomen, wordt het nummer automatisch net zolang gebeld tot
verbinding tot stand is gebracht. Het maximum aantal herhaalpogingen is tien.

Druk op

als u de herhaalpogingen wilt beëindigen.

Snelkeuze (3-1-3)

Als deze optie is geselecteerd, kunt u de telefoonnummers die zijn
geprogrammeerd onder de snelkeuzetoetsen bellen door de geprogrammeerde
snelkeuzetoets ingedrukt te houden. Zie ‘Snelkeuzenummers’ op pagina 90 voor
meer informatie.

Wachtfunctie-opties (3-1-4)

De wachtfunctie is een netwerkdienst. Neem contact op met uw netwerkexploitant
als u zich hierop wilt abonneren. Zie ‘Een oproep in de wacht beantwoorden’ op
pagina 84 voor meer informatie.

background image

©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

64

Telefooninterface

Kies Activeren om de wachtfunctie in te schakelen, Annuleren om de wachtfunctie
uit te schakelen of Status control. om te zien of de wachtfunctie actief is en voor
welke soorten oproepen.

Eigen nummer zenden (3-1-5)

Gebruik deze netwerkdienst om uw telefoonnummer bekend te maken aan of
verborgen te houden voor de persoon waarnaar u belt. Met Netwerkinstel. herstelt
u de standaardwaarden van de telefoon, Aan of Uit, die u met uw
netwerkexploitant bent overeengekomen.

Samenvatting na oproep (3-1-6)

Als u bij deze functie Aan opgeeft, worden op het scherm kort de duur en de kosten
(netwerkdienst) na elk gesprek weergegeven.

Lijn uitgaande oproepen (3-1-7)

Als uw netwerk deze dienst ondersteunt, kunt u twee telefoonlijnen aansluiten op
uw communicator. U kunt kiezen welke lijn u wilt gebruiken om te bellen. Zie
‘Tabblad Lijn kiezen’ op pagina 100 voor meer informatie.

Telefooninstellingen (3-2)

Klok (3-2-1)

U kunt kiezen of u de tijd wilt weergeven op het scherm.

background image

©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

65

Telefooninterface

Celinformatie (3-2-2)

Als deze functie is geselecteerd, kunt u zien wanneer de telefoon wordt gebruikt
in een netwerkcel die gebruik maakt van Micro-Cellular Network-technologie. Ook
als de SIM-kaart wordt veranderd of de telefoon wordt uitgeschakeld, blijft deze
instelling actief.

Welkomsttekst (3-2-3)

U kunt een bericht van maximaal 44 tekens lang opstellen dat op het scherm
verschijnt zodra u de telefoon inschakelt.

Netwerk kiezen (3-2-4)

U kunt het netwerk waarmee u verbonden bent automatisch of handmatig kiezen.

Als u Automatisch kiest, selecteert de telefoon automatisch een draadloos netwerk
dat beschikbaar is in uw gebied. Als u zich buiten het dekkingsgebied van uw eigen
netwerk bevindt, selecteert de communicator een netwerk waarmee uw
netwerkexploitant een roaming-overeenkomst heeft afgesloten.

Als u Handmatig kiest, ziet u een lijst met beschikbare netwerken waaruit u zelf een
netwerk kunt kiezen. Als uw netwerkexploitant geen roaming-overeenkomst heeft
afgesloten met het door u gekozen netwerk verschijnt de tekst Geen toegang op het
scherm en moet u een ander netwerk kiezen.

Actie SIM-dienst bevestigen (3-2-5)

Als u de bevestigingsberichten wilt afbeelden op het telefoonscherm die worden
verzonden tussen de telefoon en het netwerk als u gebruik maakt van de SIM-
diensten, selecteert u de optie Vragen in het menu 3-2-5 (Actie SIM-dienst
bevestigen?).

background image

©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

66

Telefooninterface

Beveiligingsinstellingen (3-3)

De beveiligingsvoorzieningen zorgen ervoor dat uw telefoon niet door
onbevoegden gebruikt kan worden en dat belangrijke instellingen niet gewijzigd
kunnen worden. In de meeste gevallen moet u voor het activeren of wijzigen van
de beveiligingsopties eerst de juiste toegangscode opgeven. Zie
‘Beveiligingsinstellingen’ op pagina 241.

Opmerking: Als u gespreksbeperkende beveiligingsvoorzieningen hebt

geactiveerd (bijvoorbeeld oproepblokkering, vaste nummers of
systeemblokkering), kunt u in sommige netwerken nog wel bellen
naar bepaalde alarmnummers (bijvoorbeeld 112 of een ander
officieel alarmnummer).

PIN-code vragen (3-3-1)

De opties zijn Aan en Uit. Zie ‘Beveiligingsinstellingen’ op pagina 241.

Oproepblokkering (3-3-2)

Tip: Voor deze functie

hebt u een wachtwoord
nodig.

Met deze netwerkdienst kunt u inkomende en uitgaande oproepen van en naar uw
telefoon beperken.

De beschikbare opties zijn: Uitgaande oproepen/Internationale oproepen/
Internationaal behalve naar eigen land/Inkomende oproepen/Inkomende oproepen in
buitenland
/Alle blokkeringen annuleren.

background image

©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

67

Telefooninterface

Besloten gebruikersgroep (3-3-3)

Met deze netwerkdienst kunt u instellen dat de communicator alle oproepen van
en naar een geselecteerde groep gebruikers accepteert. Neem voor meer informatie
over het maken van een gebruikersgroep en het activeren van deze dienst contact
op met uw netwerkexploitant.

Met Standaard stelt u de telefoon in voor het gebruik van een gebruikersgroep
waarvoor de SIM-kaarteigenaar een overeenkomst heeft gesloten met de
netwerkexploitant.

Aan - Hiermee gebruikt u een bepaalde gebruikersgroep. Er kunnen uitsluitend
oproepen worden gemaakt of ontvangen door de leden van de geselecteerde groep.

Uit - Oproepen kunnen worden gemaakt en ontvangen op de gebruikelijke manier.
U kunt deze optie alleen gebruiken als u daartoe de bevoegdheid hebt.

Beveiliging voor andere SIM-kaart (3-3-4)

Met de beveiligingscode kunt u uw telefoon beveiligen tegen onbevoegd gebruik.
Hiervoor moet u de beveiliging voor een andere SIM-kaart selecteren. Zie
‘Beveiligingsinstellingen’ op pagina 241 voor meer informatie.

Toegangscodes wijzigen (3-3-5)

In dit submenu kunt u de beveiligingscode, de PIN-code, de PIN2-code en het
wachtwoord wijzigen. Zie ‘Beveiligingsinstellingen’ op pagina 241.

De toegangscode mag alleen de cijfers 0 t/m 9 bevatten.

background image

Systeemvergrendeling (3-3-6)

Tip: U kunt ook drukken

op Menu en # om uw
beveiligingscode in te
voeren.

In dit submenu kunt u de communicator vergrendelen. Druk op Kiezen en voer uw
beveiligingscode in. De communicator wordt onmiddellijk vergrendeld. Wanneer de
communicator vergrendeld is, kunt u vooraf ingestelde alarmnummers bellen met
behulp van de telefoon. Daarnaast kunt u binnenkomende gesprekken
beantwoorden en alarmnummers bellen met behulp van de toepassing Telefoon.
Alle andere handelingen zijn vergrendeld. Zelfs als u de batterij verwijdert en
vervangt, blijft de telefoon vergrendeld. U kunt de vergrendeling van de
communicator opheffen door te drukken op Vrijgev. en de beveiligingscode in te
voeren. Meer informatie over het vergrendelen van de telefoon en overige
beveiligingsvoorzieningen vindt u in ‘Beveiligingsinstellingen’ op pagina 241.

Terug naar fabrieksinstellingen (3-4)

U kunt van sommige menu-instellingen de oorspronkelijke instellingen herstellen.
Hiervoor hebt u de beveiligingscode nodig. Deze functie heeft geen invloed op de
opgeslagen telefoonnummers en namen, toegangscodes, het
hoofdtelefoonvolume, de oproeptellers, kostentellers, geselecteerde beltonen of
SMS-berichten.

background image

©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

69

Telefooninterface