Nokia 9210 Communicator - Tekst

background image

Tekst

Met Tekst kunt u nieuwe tekstdocumenten maken en bestaande tekstdocumenten
bewerken. U kunt afbeeldingen en andere bestanden in de documenten invoegen
en bekijken. U kunt ook documenten verzenden en ontvangen als faxbericht, SMS-
bericht of pc-mailbericht of via infrarood.

Met Tekst kunt u documenten openen die zijn gemaakt met recente versies van
Microsoft Word voor Windows. Houd er rekening mee dat niet alle functies en niet
alle opmaak van de oorspronkelijke documenten worden ondersteund.
Documenten die zijn gemaakt met andere versies van Microsoft Word kunt u alleen

background image

©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

210

Kan

too

r

weergeven. U kunt documenten die met de communicator zijn gemaakt ook
opslaan in Microsoft Word-formaat. Zie voor informatie over andere
bestandsformaatconversies de Gebruikershandleiding voor PC Suite.

Nieuwe documenten maken

Tip: U kunt de

sneltoetsopdrachten voor
het Klembord Ctrl+x, Ctrl+c
en Ctrl+v gebruiken om
tekst te knippen, te kopiëren
en te plakken.

Als u de toepassing Tekst opent, wordt een leeg document weergegeven. U kunt
direct beginnen met schrijven.

U kunt het opmaakprofiel van een document aanpassen op lettertype- en
alineaniveau. U kunt verschillende lettertypen, lettergrootten en opmaakprofielen
gebruiken. U kunt verschillende vooraf gedefinieerde of door de gebruiker
gedefinieerde opmaakprofielen toepassen door bepaalde tekstgedeelten
afzonderlijk te wijzigen of door een sjabloon te gebruiken waarop het
opmaakprofiel van de tekst is gebaseerd (zie pagina 212).

Lettertypen wijzigen

1 Druk op Lettertype in het document dat u maakt of bewerkt. Er wordt een

dialoogvenster geopend; zie figuur 75.

Figuur 75

2 Druk op Wijzigen om de waarde van een item in de lijst te wijzigen.

background image

©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

211

Kan

too

r

Druk op Voorbeeld als u wilt weergeven wat het gevolg is van de wijzigingen
die u hebt aangebracht.

3 Druk op Gereed als u de aangebrachte wijzigingen wilt opslaan.

Opmaakprofielen voor tekst wijzigen

1 Selecteer de tekst waarvan u het opmaakprofiel wilt wijzigen.
2 Druk op Opmaakprofiel. Er wordt een lijst met keuzemogelijkheden geopend,

die in alfabetische volgorde zijn gerangschikt.

3 Selecteer een opmaakprofiel in de lijst en druk op Instellen:

Hieronder volgen de standaardwaarden voor de opmaakprofielen in de lijst:

Opmaak-
profiel

Lettertype

Punt-
grootte

Vet

Cursief

Onder-
streept

Uitvullen

Standaard

URW Sans

12 pt

Uit

Uit

Uit

Links

Berichtkop

URW Sans

10 pt

Uit

Uit

Uit

Links

Voettekst

URW Sans

10 pt

Uit

Uit

Uit

Links

Kop 1

URW Sans

16 pt

Aan

Uit

Uit

Links

Kop 2

URW Sans

14 pt

Aan

Uit

Uit

Links

Kop 3

URW Sans

12 pt

Aan

Uit

Uit

Links

Titel

URW Sans

18 pt

Aan

Uit

Uit

Gecent-
reerd

background image

©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

212

Kan

too

r

Nieuwe opmaakprofielen maken of bestaande opmaakprofielen
wijzigen

1 Druk op Opmaakprofiel.
2 Druk op Nieuw als u een nieuw opmaakprofiel wilt maken Selecteer het

opmaakprofiel en druk op Bewerken als u een opmaakprofiel wilt wijzigen. Er
verschijnt een dialoogvenster.

3 Geef het opmaakprofiel een nieuwe naam door deze over de oude naam te

typen. Houd er rekening mee dat u de namen van de standaardopmaakprofielen
niet kunt wijzigen.
Druk op Opmaak als u een lijst met opmaakprofielwaarden wilt bekijken die u
kunt wijzigen.

4 Druk op Wijzigen om de waarden voor de volgende elementen te wijzigen:

Lettertype, Uitlijning, Inspringing, Tabs, Regelafstand, Randen, Opsommingstekens
en Overzichtsniveau.

5 Druk op Gereed om de wijzigingen te bevestigen.

Sjablonen

Voorbeeld: U hebt mogelijk
een bedrijfssjabloon die de
bedrijfsnaam bevat en een
bepaalde indeling heeft.

U kunt sjablonen gebruiken en documenten opslaan als sjabloon tijdens het maken
en bewerken van documenten.

Als u een sjabloon wilt selecteren, drukt u op de toets Menu en kiest u Bestand >
Sjablonen > Sjabloon selecteren…. Er wordt een lijst met beschikbare sjablonen
geopend; selecteer een sjabloon en druk op OK.

Als u een document wilt opslaan als een sjabloon, drukt u op de toets Menu en
kiest u Bestand > Sjablonen > Opslaan als sjabloon….

Als u een sjabloon wilt verwijderen, moet u naar Bestandsbeheer gaan. Zie pagina
227.

background image

©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

213

Kan

too

r

Objecten invoegen

Tip: Als u het formaat

van een afbeelding na
invoegen wilt wijzigen,
drukt u op de toets Menu en
selecteert u Bewerken >
Object > Objectdetails….

1 Druk op Object invoegen in het document dat u maakt of bewerkt. Er verschijnt

een dialoogvenster. Zie figuur 76.

Figuur 76

2 Selecteer het type object dat u wilt invoegen in de lijst.
3 Druk op Nieuw item invoegen om de bijbehorende editor te openen.

Druk op Bestaand item invoegen om een lijst met bestanden van hetzelfde
objecttype te openen. Alleen bestanden die u kunt invoegen, worden in de lijst
weergegeven.

Opmerking: Objecten in een document zijn geen koppelingen, maar ingesloten

bijlagen, die de bestandsgrootte van het document drastisch
kunnen verhogen.

Tekstmarkeringen verbergen of zichtbaar maken

Voor het verbergen of zichtbaar maken van markeringen die worden gebruikt bij
het bewerken binnen het document, gaat u als volgt te werk.

1 Druk op de toets Menu en kies Tools > Voorkeuren…. Er wordt een dialoogvenster

met twee tabbladen weergegeven.

background image

©2001 Nokia Mobile Phones. All rights reserved.

214

Kan

too

r

2 Schakel de volgende opties in of uit:

Pagina Standaardopties : pagina Tabs weergeven, Spaties weergeven en
Alineamarkeringen weergeven,
Pagina Geavanceerde opties : Geforceerde regeleinden weergeven, Vaste spaties
weergeven
en Vaste koppelstreepjes weergeven.

Het documentoverzicht weergeven

Tip: Als u een bepaalde

pagina in een document wilt
openen, drukt u op de toets
Menu en kiest u Tools > Ga
naar…
.

1 Druk op de toets Menu en kies Beeld > Overzicht…. Er wordt een boomstructuur

van het document geopend.

2 Als u meer details wilt weergeven, drukt u op Uitvouwen.

Als u minder details wilt weergeven, drukt u op Samenvouwen.
Als u een geselecteerd punt in het document wilt openen, drukt u op Ga naar.

3 Druk op Sluiten om terug te keren naar de documentweergave.

Pagineren

Nadat u een nieuw document hebt gemaakt, kunt u het onderverdelen in pagina’s.
Druk op de toets Menu en kies Tools > Meer > Pagineren. Met deze opdracht wordt
tevens de paginanummering bijgewerkt.